
“Elk nadeel heb z’n voordeel,” zei de grote filosoof van de Lage Landen, Johan Cruijff. Dat geldt niet alleen voor voetbal, maar ook voor autisme. Aangezien de focus bij autisme meestal ligt op zaken die niet goed gaan, kan het even duren voor je door hebt waar je talenten liggen, maar positieve punten zijn er wel degelijk. Opmerkelijk genoeg hebben de struikelblokken van autisme vaak dezelfde oorzaak als de talenten. Wat maar weer eens bewijst dat niets alleen slecht of goed is in het leven.
3 kwaliteiten van mensen met autisme
1) Scherp oog voor detail
Een paar jaar geleden gingen we met de kinderen naar de verjaardag van een oom. We liepen naar binnen via de garage. “Oom heeft een nieuwe auto,” zei onze achtjarige zoon. “Doe niet zo gek,” zei zijn vader, “Dat is dezelfde witte Nissan die er altijd staat.” Maar onze jongste bleef bij zijn standpunt: oom had een nieuwe auto. Toen alle visite binnen was, vroeg oom met pretoogjes of ons bij binnenkomst niets was opgevallen. Hij had namelijk een nieuwe auto gekocht, zelfde model, zelfde kleur, alleen een paar jaar jonger. Niemand had het gezien, behalve onze zoon.
De meeste visite zag geen verschil, omdat mensen zonder autisme top-down waarnemen: ze registeren het grote plaatje, en besteden minder aandacht aan details. Die vaardigheid om het geheel te overzien en er de juiste betekenis aan te verlenen heet centrale coherentie. Bij mensen met autisme is deze centrale coherentie minder goed ontwikkeld, omdat zij bottom-up waarnemen: zij registreren eerst de details, gaan die ordenen, proberen samenhang te ontdekken en vormen zo het totaalplaatje.
Deze manier van waarnemen kost weliswaar veel tijd en energie, maar heeft als voordeel dat je meer ziet, ruikt, hoort, voelt en proeft dan een ander. Volgens mij is dat ook de reden waarom ik zo kan genieten van dingen. Ik weet nog hoe intens mijn bezoek aan het Musée d’Orsay in Parijs voelde een paar jaar geleden. Penseelstreken als vlinders, handgesneden houten lijsten, het geroezemoes in de zalen, al die prikkels smolten als lagen van een complexe bonbon samen tot een smaakexplosie. Ik werd compleet overrompeld door de botsende kleuren van Van Gogh en de dromerige schilderijen van Monet en ik had dagen willen blijven om alles te bewonderen. Ik denk dat die impressionisten mij zo aanspraken omdat zij de wereld ook op een andere manier registreerden. En wat een schoonheid heeft dat opgeleverd!
Een scherp oog voor detail komt niet alleen van pas bij een bezoek aan een museum, maar ook als je wetenschapper bent, archiefmedewerker of data-analist. Niet gek dus dat autisten vaak in deze beroepen werkzaam zijn. Doordat veel details tegelijk binnenkomen, moet je wel oppassen dat je er niet door overspoeld raakt of dat je het overzicht verliest, maar als je je hiervan bewust bent en er rekening mee houdt, kun je dit talent positief inzetten: dus doseer die prikkels en geniet!
2) Sterk analytisch vermogen
Al zolang ik me kan herinneren, scan ik mijn omgeving. Als je namelijk niet begrijpt waarom mensen de dingen doen die ze doen, of waarom dingen ‘zomaar opeens’ gebeuren, als de omgeving dus onvoorspelbaar is, dan doe je alles om te zorgen dat je het wel begrijpt, om die omgeving zo voorspelbaar mogelijk te maken.
Goed kunnen analyseren betekent dat je snel de kern van het probleem kunt ontdekken, dat je onderscheid maakt tussen hoofd- en bijzaken en dat je daarbij de juiste verbanden legt. Om goed te kunnen analyseren moet je opmerkzaam zijn en het sterke analytische vermogen van veel autisten hangt dan ook nauw samen met hun scherpe oog voor detail.
Tijdens mijn studie werd ik me voor het eerst bewust van mijn analytisch talent. Hoewel mijn manier van studeren nogal tijdrovend is, omdat ik eerst alle details uit een studieboek noteer, ze vervolgens samenvat, daar weer een samenvatting van maak en zo nog een paar keer, dring ik wel door tot de kern. Ik voel me prettig bij deze manier van studeren, omdat ik door die grondige analyse grip krijg op de stof.
Nu heeft studiestof als voordeel dat het statisch is, in tegenstelling tot mensen. Niets zo veranderlijk als een mens, en niets zo ingewikkeld als het interpreteren van sociale situaties. Het was dan ook een stuk lastiger om daar grip op te krijgen, maar juist het feit dat ik vaak mijn neus stootte in sociaal verkeer was een reden om nog beter te worden in analyseren. En inmiddels, na vijftig jaar, durf ik te stellen dat de bibliotheek in mijn hoofd met sociale als-dan-opties zo omvangrijk is dat het mij door vrijwel elke sociale situatie heen helpt.
Aangezien analyseren een proces is dat altijd doorgaat, loop je het risico om je erin te verliezen. Soms blijf ik zo lang nadenken over hoe iemand iets heeft gezegd, of wat ik had moeten doen, dat ik er hoofdpijn van krijg en vastloop. Ook bij mijn studie en in mijn werk moet alles kloppen en als ik dan eindjes niet aan elkaar geanalyseerd krijg, blijven die details rondzingen in mijn hoofd.
Analyseren helpt dus, maar over-analyseren absoluut niet. Het is belangrijk te weten wanneer je moet stoppen. Mijn truc om orde aan te brengen in de chaos zijn stappenplannen, zowel voor werk als voor sociale situaties. Ik houd ervan om een proces op te delen in stappen, het biedt overzicht en elke afgevinkte stap geeft voldoening. Op die manier wordt dat analytisch denkvermogen een cadeautje, en waarschijnlijk het talent dat mij als neurodivergente autist het meest helpt om rechtop te blijven staan in deze neurotypische wereld.
3) creatieve denkers
Onder de herrie van claxons en sirenes en onder de explosie aan visuele prikkels van gele taxi’s en lichtreclames schuilt een kalme, geruststellende logica: de plattegrond van Manhattan is strak georganiseerd, alle straten lopen in rechte blokken van de ene kant van het centrum naar de andere. In Londen ontbreekt die logica. Daar lopen straten kriskras door elkaar, met bochten, lussen en kronkelwegen. Dat komt omdat Europese steden vroeger werden gebouwd als een spinnenweb: ze begonnen rond een centraal gebouw of rivier en waaierden vandaar in alle richtingen uit.
Die twee stratenplannen laten mooi het verschil zien in de manier waarop neurotypische en neurodivergente hersens werken. Niet-autisten denken als New York: hun brein zoekt de snelste route van A naar B. Autisten zijn Londen: ik moet naar de Big Ben, maar hé wat een leuk cafeetje, even die bocht om, och een schattig plein links, en hoe handig, daar rechts die groentewinkel, want ik moet nog bloemkool, en voor je het weet ben je tien straten van je doel verwijderd.
Mensen met autisme nemen vaker een andere afslag in hun denken dan mensen zonder autisme. In het dagelijks leven kan dat lastig zijn, maar die creatieve manier van denken heeft ook voordelen. Doordat autisten onverwachte associaties maken, bedenken ze vaak verrassende ideeën en komen ze tot niet-standaard oplossingen. En doordat de vaste patronen die neurotypische hersens volgen voor autisten niet zo vanzelfsprekend zijn, worden ze daar niet door afgeleid en kunnen ze verbanden leggen die andere mensen niet zien.
De uitdaging bij dit talent zit in de praktijk: creatief denken gaat bij mensen met autisme vaak vanzelf, maar de uitvoering blijft steken. Ik herken dat bij mezelf. Of het nu gaat om het schrijven van een boek of het beginnen van een winkel in zelfgemaakte wandkleden, ik loop over van ideeën en zie alle details voor me. Van de met uienschillen geverfde wol, de takken uit het bos van de Peel om de werken aan op te hangen, tot de knoopvormige haken om ze mee aan de wand te bevestigen, het zit in mijn hoofd, maar om dit alles in de fysieke wereld neer te zetten is een ander verhaal. Deels omdat ik rondjes blijf draaien om die details en deels omdat ik ergens onderweg de rode draad kwijtraak. Actie is lastiger dan theorie dus toekomstplannen blijven meestal bij dromen.
Als het echter lukt om dat spinnenweb aan associaties in je hoofd wel in actie om te zetten, dan ligt de wereld open. Niet gek dus dat veel vernieuwende denkers autisme hebben, denk aan Bill Gates, Elon Musk of Greta Thunberg. En als er in de achttiende eeuw autismetesten hadden bestaan, dan was de briljante maar sociaal extreem teruggetrokken Britse wetenschapper Henry Cavendish ongetwijfeld ook als Aspie getest. Een normaal gesprek met hem voeren was onmogelijk, maar hij was wel degene die de aanzet heeft gegeven voor tal van natuur- en scheikundige theorieën die anderen vaak pas eeuwen na zijn dood hebben uitgewerkt.
Geef een reactie